Ik: Tomas!
Gelooft ú wat we deze avond gezongen en gehoord hebben?
Vanavond mogen we ons in het bijzonder identificeren met de persoon van apostel Tomas. In een apostolische kerk ook niet zo vreemd. Hij was één van de 12 door Jezus geroepen leerlingen en latere apostelen. Zijn naam betekent ook wel ‘Tweeling’. Helaas wordt in het alledaagse leven met name aandacht besteedt aan zijn vermeende eigenschap van het ongeloof, dat hem de bijnaam de ‘ongelovige Tomas’ heeft opgeleverd.
We hebben gehoord dat op een avond na Jezus’ opstanding Jezus aan zijn apostelen verschijnt. Maar Tomas, één van de twaalf, was er niet bij. Zoals altijd met Bijbelse taal, is deze toevoeging niet voor niets. Deze twaalf apostelen vormen een eenheid, de basis waar het getuigenis van de kerk, de gemeente van gelovigen, op is gebouwd. Zie ook de 12 ramen in deze nieuw-apostolische kerk, die verwijzen naar deze 12 apostelen. Zij vormen het fundament van de eerste christelijke gemeenschap. Die avond is de gemeenschap niet compleet en hun getuigenis niet eensluidend. Tomas was er niet. Waarom hij er niet was weten we niet. Aangezien hij net zo menselijk was als u en ik, zou het zomaar kunnen zijn, dat hij zich even wilde afzonderen na zo een enerverende lijdensweek. Een week vol van spanning, teleurstelling en misschien wel boosheid. Er leek een abrupt einde aan het leven van zijn Heer te zijn gekomen. Graag even wat afstand en bezinning over de toekomst. Niets menselijks was hem vreemd. Komt ons dat bekend voor?
Toen hem verteld werd door zijn mede-apostelen dat Jezus was opgestaan, gaf hij misschien wel een volmenselijk, logisch antwoord: ´Kannie waar zijn´. Als het getal vol is, van de 12, dan komt Jezus weer terug in hun midden. Na Zijn vredesgroet, is het opmerkelijk dat Jezus Zich meteen tot Tomas richt. Hij stelt hem geen vraag, hij veroordeelt hem niet voor zijn ‘ongeloof’. Hij geeft Tomas alleen een opdracht. Leg je vingers in mijn handpalm, leg je hand in Mijn zij. We weten niet of Tomas dit ook daadwerkelijk gedaan heeft. Wat we wel weten is dat de aanwezigheid van de Heer in zijn leven hem deed uitroepen: Mijn Heer, mijn God! Je zou kunnen zeggen een mini-geloofsbelijdenis. De erkenning dat Jezus zijn Heer en God was. Herkennen we Hem ook?
Voor Tomas is geloven dan niet iets meteen voor waar aannemen, maar eerder iets dat we in het Engels kennen als ‘faith’; een diep geworteld en doorleefd vertrouwen hebben in God en Zijn Zoon Jezus. Dat gaat veel dieper en verder en gaat voorbij aan het gemaksevangelie, dat de boodschap van Jezus kan worden. Je kunt simpelweg niet op commando geloven wat anderen jou zeggen te moeten geloven. Je zou zomaar jezelf kunnen overschreeuwen in het geloof. Geloven is een werkwoord en daarmee ook een zaak van het hart. Daar moet je mee aan de slag. Geloof moet uitgedaagd worden, het mag bevraagd worden. Twijfel is daar een logisch gevolg van. Als twijfel echter een doel op zichzelf wordt, dan kan het geloof ondermijnt worden en dan snijden de woorden van Jezus diep door je hart: Zal de Mensenzoon nog geloof vinden?
Is er dan geen mooiere plek om het geloof vorm en inhoud te geven in de ‘werkplaats’ bij uitstek: de gemeenschap van gelovigen? Zoals we ook deze avond bij elkaar gekomen zijn en op zoveel plaatsen, ook in Hoorn en omgeving, wekelijks gebeurt. Dat is ook de plaats waar anderen voor jou mogen geloven, op momenten dat het jezelf niet lukt, als twijfel de boventoon voert. Geloof dat de ander verder helpt. Denkend hierbij aan de lamme man die op een draagbed door zijn vrienden door het dak voor Jezus werd gebracht. Door het geloof van zijn vrienden werden zijn zonden vergeven en kon hij uiteindelijk weer lopen. Niet door eigen inspanning, maar door het geloof van anderen.
De andere kant van Tomas’ levensmedaille, van die ‘Tweeling’ die hij is, blijft helaas vaak onderbelicht. En dat is jammer. Hij was ook de enige die Jezus steunde om met Hem mee te gaan naar de zojuist gestorven Lazarus, ondanks mogelijk gevaar voor eigen leven. Hij was op dat moment vol van geloof en vertrouwen om samen met Zijn Heer op weg te gaan. Hier ontpopte Tomas zich als de ‘rasgelovige’, daar waar zijn medebroeders alle mogelijke argumenten probeerden op te werpen om maar níet hun veilig geachte plaats te moeten verlaten, de onzekerheid tegemoet. Ze waren banger om hun eigen leven te verliezen, dan het leven van een goede vriend. Deze daad van moed door Tomas was een voorafschaduwing van wat Jezus korte tijd later zelf zou doen: Zijn leven geven voor alle mensen! Ook al wordt ons dat niet gevraagd toe doen, is het goed om daar bij stil te staan. Zou ik dat kunnen?
Daarom willen we ook proberen gehoor te geven aan de oproep van Jezus om Zijn wonden aan te raken. Zichtbaar bij onze naaste, degene die op een bepaald moment, op een bepaalde plaats dicht bij ons staat. De naaste die beschadigd is in het leven, maar dat we ook het diepste vertrouwen mogen hebben dat Jezus zich bekommert om onze wonden, onze zielepijn. We mogen verder trekken onder de leiding van dezelfde Geest die ons mag vervullen van geloof en een gezonde portie verstand. De Geest die zowel Jezus als Tomas steeds weer nieuwe energie gaf. In het geloof dat er bijzondere dingen kunnen gebeuren in je eigen leven en dat van anderen. Niet alleen toen, maar ook vandaag. Want wie niet in wonderen kan geloven is geen realist! Ik wil graag blijven geloven wat we deze avond gezongen en gehoord hebben! Doet u mee, net als Tomas?
Reinier van Markus
Overdenking uitgesproken tijdens de afsluitende viering van de Pinksterpelgrimage 2019 op vrijdag 7 juni 2019, georganiseerd door de Raad van Kerken Hoorn, Zwaag en Blokker